Magali de Jonghe debuteert met kinderboek.

Het verhaal start met een klassiek ‘Er was eens… ‘. We maken kennis met de kleine grote jongen (DKGJ). Hij is een gewone jongen waarin kinderen zich makkelijk kunnen herkennen. DKGJ krijgt een bijzonder cadeau van zijn grootmoeder, een ‘magisch’ tapijtje. Met het tapijtje kan hij ’s nachts naar Dromenland vliegen. Een geheim dat hij met niemand mag delen.

In de eerste vier hoofdstukken leert hij de verschillende bewoners van Dromenland kennen. Hij gaat achtereenvolgens op bezoek bij de Heksen, de Draken, de Tovenaars en de Elfjes. Hij wint hun vertrouwen, wordt opgenomen in de groep en leert hun gebruiken.

In de daaropvolgende hoofdstukken merkt DKGJ dat de verschillende bewoners van Dromenland heel wat vooroordelen over elkaar hebben, dat er wantrouwen is en dat iedereen enorm op zichzelf leeft. Er is weinig onderling contact tussen de bewoners, wat in het verleden ooit anders is geweest. Elkeen is bezig met eigen beslommeringen. Op de laatste oproep van Dahaka, de Koning van de Draken, om de ‘Aquene’ samen te roepen, heeft niemand nog gereageerd. Wanneer een gevaarlijke situatie in een van de landen escaleert en een groot probleem vormt voor geheel Dromenland gaan de poppen aan het dansen. Het probleem heeft gevolgen voor iedereen en het is DKGJ die iedereen terug samenbrengt. De bewoners van Dromenland worden weer verenigd, de gelijkenissen zijn groter dan de verschillen.

Het is voor de lezer echter de vraag of DKGJ de avonturen echt meemaakt of ze zich eerder in een fantasierijke droomwereld bevinden. Het boek wil kinderen -onze toekomst- op een luchtige en spannende manier inzichten geven over vooroordelen- die al te gemakkelijk insijpelen in het denken- en hiervoor waakzaam maken. De huidige maatschappelijke evoluties zoals verkilling, polarisering, vooroordelen, de uitdagingen omtrent het klimaat, … worden op een speelse en boeiende wijze in het verhaal geïntegreerd. Maar het wil vooral een verhaal zijn over vriendschap en verbondenheid, met opwindende avonturen en vaak grappige situaties.

Het boek bevat 11 hoofdstukken, waarbij elk verhaaltje een moraal bevat. De verhalen volgen elkaar op en vormen een geheel met het laatste hoofdstuk als slotsom. De spanning wordt opgebouwd en zet aan om het bijzonder fantastische verhaal mee te beleven met DKGJ. Het is in eerste instantie een leuk, spannend en fantasierijk verhaal met een onderliggende boodschap, om deze laatste reden kan het ook interessant zijn voor onderwijsdoeleinden.  

Voor de nieuwsgierige lezers is er ook een ‘Onder de loep’ waar ze meer informatie over de herkomst van bepaalde toverspreuken, speciale namen of gebruiken die in het verhaal voorkomen, kunnen vinden.